03

Interview 
EFGF-voorzitter 
Peter Verlaan

Circulair worden zonder risico’s nemen is niet mogelijk

De Energie- en Grondstoffenfabriek (EFGF) is een samenwerkingsverband van alle waterschappen dat gaat bijdragen aan de circulaire waterketen en een circulaire wereld. Vanuit die overtuiging steken de waterschappen in Nederland daar al vijftien jaar veel tijd, moeite en geld in. “Maar dat is niet oneindig, want er zijn nog steeds belemmeringen om echt circulair te kunnen gaan draaien”, aldus EFGF-voorzitter Peter Verlaan.


Om daadwerkelijk circulair te kunnen zijn stuiten de waterschappen op hindernissen en bij de keuze op welke grondstoffen in te zetten, is er de race om koolstof. “Wij zijn op de rwzi’s door de jaren heen naast energie steeds meer grondstoffen uit rioolwater en -slib gaan halen, zoals fosfor, kaumera, cellulose en plasticvervangers. Zo is een heel palet aan grondstoffen ontstaan en zijn er nog vele in onderzoek / ontwikkeling. Veel van de grondstoffen hebben koolstof als basis. Die koolstof is niet te vermenigvuldigen en dat plaatst ons voor het dilemma dat we moeten kiezen voor een koolstofbron. Als je kiest voor de ene grondstof, kies je soms impliciet niet voor de andere. Om circulair te kunnen zijn moet je slim kiezen en de markt een beeld geven wat er te halen is. En hoe de keuze voor het een het ander kannibaliseert. Er zal vervolgens voor een aantal grondstoffen echt markt moeten komen.”

Veel ambtelijke en advies-uren verdampt

Een tweede dilemma staat dat volgens Verlaan al heel lang in de weg en dat is het fenomeen afvalstatus. “Al onze grondstoffen en halffabrikaten hebben nog een afvalstatus en die mogen dus nog niet zomaar terugkeren in de feed en food keten. Alleen struviet, waarmee fosfor wordt gewonnen , heeft sinds kort de status Einde Afval. We willen de cyclus sluiten en daarvoor is die status voorwaardelijk. We hebben er bij de rijksoverheid zo’n acht jaar over gedaan om die status voor struviet te bereiken. Daar moeten kortere routes voor komen. Daartoe zijn we al anderhalf jaar bezig met een “moonshot analyse” en daar zijn ook weer heel veel ambtelijke en advies-uren verdampt, zonder dat er concreet zicht is op een spoedig resultaat”, aldus Verlaan.

Er is lef nodig om te innoveren

Uiteraard heeft hij er begrip voor dat de overheid niet over één nacht ijs gaat. “Aan de andere kant is samenleven en circulair worden zonder risico’s niet mogelijk. Vaak gaat het niet eens om een feitelijk of technisch risico maar over de juridische context en interpretatie. Er is dus lef nodig om te innoveren, om iets te doorbreken en dingen te beproeven. Dat lef is er bij de waterschappen zeker, nu is het van belang dat de wetgever het mogelijk maakt. Want als je alles dubbel zeker wilt hebben kan spreekwoordelijk de operatie wel geslaagd zijn, maar is de patiënt overleden. Partijen als waterschappen hebben, in tegenstelling tot veel marktpartijen, de lange adem om echt fundamentele innovaties te realiseren. Waterschappen voelen die verantwoordelijkheid ook. Maar dan moet je de waterschappen wel het bestuurlijk comfort bieden en laten houden dat het uitzichtvol is in plaats van uitzichtloos.”

Zoeken naar alternatieven voor slibverbranding

Dat innovatieve lef ziet Verlaan ook terug in de rol die SNB op zich heeft genomen om in de markt te scouten welk innovaties er zijn als alternatief voor slibverbranding. “En om zo voorbereid te zijn op de periode als de verwerking van zuiveringsslib eventueel niet meer door middel van verbranding verloopt. Dat levert het inzicht op dat er momenteel helaas nog geen technologie beschikbaar is die op dit moment zodanig bewezen is dat die slibverbranding kan vervangen. SNB is er in geslaagd de levensduur van de slibverwerkingsinstallatie bijna te verdubbelen. Dat is een prestatie van formaat die alleen uit het oogpunt van duurzaamheid alle lof verdient. Bovendien hebben we daarmee acht tot tien jaar extra tijd gekregen om een besluit te nemen over de toekomst van de installatie. Niet dat die tijd wordt afgewacht, in tegendeel, maar mogelijk dat er met de tijd toch nieuwe doorbraaktechnologie zal komen. Want, als dat besluit er eenmaal ligt duurt het vervolgens nog circa acht jaar voordat een nieuwe technologie operationeel is.”

Maatschappelijk slot op de deur

Ook om een andere reden houdt Verlaan de optie van slibverbranding open als een van de stappen of als de laatste stap in de toekomstige slibverwerking. “Wij hebben inmiddels zo ongelofelijk veel stoffen in ons milieu zitten waarvan we niet weten wat de aard is, wat de oorsprong is en waarvan we ook niet altijd weten hoe we die uit het water moeten halen. Denk aan PFAS maar het gaat over vele duizenden stoffen. Misschien is state of the art verbranding dan wel een goed maatschappelijk “slot op de deur”, ook al zou je liever van verbranding af willen. Dan weet je zeker dat je een groot deel kwijt bent. Dat wil niet zeggen dat dit het eindstation is. Maar in de tien tot vijftien jaar dat we roepen dat verbranding eindig is heeft zich helaas nog geen bruikbaar alternatief op de benodigde schaal aangediend.”

SNB houdt voortrekkersrol

Verlaan kijkt positief naar wat SNB en de aandeelhouders in de afgelopen jaren hebben bereikt. “De installatie is geoptimaliseerd en werkt energieneutraal, de capaciteit is goed gemanaged, er staat een professionele organisatie, de waterschappen hebben slib in kunnen dikken en gereduceerd, en de logistiek is geoptimaliseerd en sterk vergroend. We vertrouwen erop dat SNB die voortrekkersrol blijft vervullen. Zoals bijvoorbeeld met het centraal terugwinnen van fosfor vanuit de rwzi’s via het verbrandingsas. Of het terugwinnen van stikstof uit het afvalwater, al is dat in de eerste plaats bittere noodzaak om aan de vergunningseisen te kunnen blijven voldoen. Uiteindelijk zullen we als sector een spannende systemische keuze voor de toekomst moeten maken. Want alleen met optimalisaties gaan we het niet redden.”